Als gepubliceerd in Vaktijdschrift De Notarisklerk (klik hier voor de editie)
Klaas Zondervan, Erfrechtelijk
genealoog
Inleiding
Vanaf het moment dat een nalatenschap openvalt, werkt men er
naartoe: overdracht van de goederen
aan de erfgenamen, met de erflater als vertrekpunt. Maar wat nu als de
erfgenamen langs conventionele wegen niet gevonden kunnen worden? Hoe verricht
de notaris dan zijn taak om erfgenamen vast te stellen en op te sporen,
bijvoorbeeld bij boedelafwikkeling of ter vervaardiging van een verklaring van
erfrecht?
In de naoorlogse jaren (1947-1963) emigreerden ruim 410.000
Nederlanders naar landen als Australië, Canada,
Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland, Brazilië en de Verenigde Staten
op een totale bevolking van een kleine
11 miljoen mensen (1955),
met 1952 als culminatiepunt; toen vertrokken er circa 81.000 mensen. En hoewel
dat aantal behoorlijk hoog is, namelijk 3,81% van de bevolking (1955), emigreerden
in de periode tussen 2000 en 2011 volgens cijfers van het CBS per saldo nog altijd
287.850 Nederlanders[.
Het migratiesaldo naar niet-westerse landen
tussen 2000 en 2011 vóór administratieve correcties was 22.375. Binnen Europa
zijn België en Duitsland favoriet, daarbuiten nog steeds Australië, Canada en
de Verenigde Staten.
Alle voornoemden erflaters met Nederlandse roots, die vermoedelijk
in het buitenland zullen komen te overlijden; de meeste van hen bovendien erfgenamen
of legatarissen in Nederlandse nalatenschappen.
Ik loop nu eerst met u de op erfgenamenonderzoek van toepassing zijnde
wetgeving door en aan de hand van enkele voorbeeldcasussen neem ik u in dit
artikel vervolgens graag mee op reis naar de diverse bestemmingen die
erfgenamen kunnen herbergen.
Testament of ab
intestato
Een onderzoek uit 2013 uitgevoerd door Netwerk Notarissen
leverde op dat ongeveer de helft van de ondervraagden een testament had. De
erfopvolging voor de andere helft wordt dus bepaald door artikel 4:10 van het
Burgerlijk Wetboek.
Het kan echter ook voorkomen dat een testament geen effect
sorteert, bijvoorbeeld als de enige daarin benoemde erfgenaam is vooroverleden
en de regels van plaatsvervulling van artikel 4:12 van het Burgerlijk Wetboek
niet van overeenkomstige toepassing zijn verklaard of indien hij geen
afstammelingen heeft, waardoor het erfdeel vervalt en er geen aanwas in de zin
van artikel 4:48 van het Burgerlijk Wetboek kan plaatsvinden. Ook in die
gevallen speelt het zuivere parentele stelsel van artikel 4:10 van het
Burgerlijk Wetboek een dicterende rol.
Volgens lid 1 sub a erft primair de niet van tafel en bed
gescheiden echtgenoot, aan wie de geregistreerd partner op de voet van artikel
4:8 van het Burgerlijk Wetboek is gelijkgesteld, tezamen met de afstammelingen
van erflater voor gelijke delen.
In de tweede parentele, sub b van datzelfde lid, waaraan men
slechts toekomt indien de eerste geen soelaas biedt, treft men de ouders en
broers en zussen aan.
In de derde parentele de grootouders en in de vierde de
overgrootouders van de erflater, respectievelijk voorgeschreven in sub c en d
van lid 1 voornoemd. Ook deze parentelen komen pas aan de orde als er in de
vorige geen erfgenamen worden gevonden. Volgens lid 2 van het genoemde artikel
vindt met betrekking tot een kind, broer, zuster, grootouder of overgrootouder
plaatsvervulling plaats. Zij die de erflater verder dan de zesde graad bestaan
erven niet, zo bepaalt artikel 4:12 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Nederlands of
buitenlands erfrecht
Is erfgenaam echter aan erflater naoverleden, dan moet
worden gekeken of erfgenaam zelf een testament had. Zo niet, dan speelt opnieuw
het wettelijk erfrecht. En dan hebben we het niet per definitie over het
Nederlands recht. Heeft een erfgenaam langer dan 5 jaar zijn gewone woonplaats
in de Verenigde Staten of bezit men de Amerikaanse nationaliteit, dan is het
erfrecht van de betreffende Staat van toepassing op het erfdeel. Dit geldt voor
overlijdens van vóór 17 augustus 2015 en is geregeld in het Haags
Erfrechtverdrag van 1989. In het geval deze persoon is geëmigreerd zal in zowel
Nederland als de Verenigde Staten moeten worden gecontroleerd op het bestaan
van een testament.
Bij een overlijden na deze datum kan men kiezen op grond van
de Europese Erfrechtverordening van 2015 of men het recht van het land van de
gewone woonplaats van toepassing laat zijn op de nalatenschap of dat van het
land waarvan men de nationaliteit beschikt van toepassing verklaart. Een andere
rechtskeuze heeft men niet meer. Deze keuze moet vervolgens worden vastgelegd
in een testament, anders geldt dat van de gewone woonplaats.
Huwelijksgoederenregime
Is de naoverleden erfgenaam benoemd in een testament waarin
niet is uitgesloten dat de nalatenschap in een gemeenschap van goederen valt in
de zin van Titel 7 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of in een
verrekenbeding betrokken mag worden, dan zal bovendien moeten worden
gecontroleerd welk huwelijksgoederenregime van toepassing is. In Nederland kan
in dat geval bij de rechtbank in de woonplaats waarin het huwelijk is
voltrokken worden opgevraagd of er huwelijksvoorwaarden bestaan.
Erfrecht van vóór of
per 2003
Staat vast dat het Nederlandse erfrecht van toepassing is,
dan speelt natuurlijk de vraag of er sprake is van oud of nieuw erfrecht. Er
zijn een aantal elementaire verschillen tussen beiden.
Zo kent het versterferfrecht van vóór 2003 geen
plaatsvervulling bij verwerping van de nalatenschap en komt men, indien men
voorbijgaat aan de tweede parentele, de ouders en broers en zussen, in
aanraking met kloving als bedoeld in artikel 898 van het Burgerlijk Wetboek
zoals dat destijds gold, waarbij de ene helft van de nalatenschap toevalt aan vaderszijde
en de andere helft aan moederszijde. Ook gold de wettelijke verdeling van
artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek dat per 2003 inging niet. De partner
had derhalve niet op grond van de wet het vruchtgebruik van de erfdelen van de
kinderen, hetgeen niet zelden tot financiële problemen leidde, aangezien de
erfdelen daardoor (direct) moesten worden uitbetaald. Dit zijn allemaal
aspecten waarmee rekening moet worden gehouden bij te verrichten
erfgenamenonderzoek.
De erfrechtelijk
genealoog
Het beroep van erfrechtelijk genealoog is in Nederland (helaas)
niet erg bekend, waar men in het buitenland in het beroep een behoorlijke reputatie
heeft opgebouwd en eerder bij regel dan bij uitzondering wordt geraadpleegd
door onder meer juridische beroepsbeoefenaars. In Nederland leidt dit gegeven
soms tot onnodige consignaties of dossiers die langer dan noodzakelijk is
worden aangehouden.
In Duitsland zijn de ‘Erbenermittler’ bekend binnen het notariaat en de
advocatuur. In het Verenigd Koninkrijk (en overigens ook de Verenigde Staten en
Canada) spreekt men dan van ‘Probate Genealogists’ of ‘Heir Hunters’. In
Frankrijk pronkt men met de titel ‘Généalogiste Successoral’; prachtig! Daar
kunnen wij niet aan tippen.
Maar welke werkzaamheden verricht de erfrechtelijk genealoog
nu eigenlijk en hoeveel zijn er in Nederland? Het aantal genealogen in
Nederland dat zich professioneel met erfrecht en erfgenamenonderzoek
bezighoudt, is op één hand te tellen. Als u de zoektermen op Google invoert,
zult u, althans ten tijde van het schrijven van dit artikel, bij slechts één kantoor
uitkomen. Neemt u de proef op de som.
De erfrechtelijk genealoog verricht historisch
familieonderzoek op basis van uurloon voor onder meer notarissen,
(erfrecht)advocaten, executeurs, vereffenaars en financiële instellingen.
Daarbij worden openbare en gesloten bronnen en archieven geraadpleegd. U kunt
daarbij denken aan de streek- en stadsarchieven, maar ook onderzoek in het
Nationaal Archief komt geregeld voor.
Interessante bronnen
Akten uit de Burgerlijke Stand vormen één bron voor
genealogisch onderzoek, maar interessanter zijn vaak de persoonslijsten (vanaf
1994), persoonskaarten (tussen 1939 en 1994), gezinskaarten (vanaf circa 1920)
en het bevolkingsregister (vóór 1920). Ook archieven van consulaten en
emigratiekaarten kunnen voor de onderzoeker een belangrijke bron van informatie
zijn. Als diep de geschiedenis in moet worden gegaan, kunnen ook de memories van
successie waardevol blijken. Vaak is het echter zo dat een opdracht een notaris
naar het buitenland leidt. Voor een deel verricht ondergetekende, verbonden aan
Luminis Erfgenamenonderzoek, dergelijke onderzoeken zelf en voor het andere
deel in samenwerking met buitenlandse collega’s met kennis van het lokale
erfrecht en de aldaar beschikbare archieven, om de cliënt op een zo efficiënt
mogelijke wijze van dienst te kunnen zijn. De dienstverlening is
internationaal, vrijwel geen land uitgesloten.
Het kan hierbij gaan om een enkel uit het oog verloren
familielid dat in het begin van de twintigste eeuw is geëmigreerd, in welk
geval het onderzoek niet zelden uitvoerig is, aangezien er veel afstammelingen
kunnen zijn, maar ook om het simpelweg verifiëren en staven met bewijsstukken
van reeds aan de cliënt bekend geworden persoonsgegevens. Bij iedere stap wordt
gekeken naar eerder genoemde aspecten zoals vooroverlijden, plaatsvervulling,
testamenten, aanwas en huwelijksvoorwaarden (prenuptial agreement). Soms lukt het
niet om bepaalde akten of testamenten uit het buitenland op te vragen of
verloopt de communicatie met de erfgenaam niet vlot. Ook in die gevallen kan
een erfrechtelijk genealoog van dienst zijn.
Ongeclaimde
nalatenschappen en andere tegoeden
Naast werkzaamheden op basis van uurloon houden de meeste
erfrechtelijke genealogen zich internationaal gezien bezig met het opsporen van
rechthebbenden van ongeclaimde nalatenschappen, tegoeden ontstaan door
uitkoopprocedures minderheidsaandelen, faillissementen en oorlogstegoeden, waaronder
zaken die te maken hebben met roofkunst. Behalve nu en dan ingeval van
roofkunst, bevinden deze tegoeden zich in het algemeen bij de Nederlandse of
een buitenlandse overheid.
Dergelijke onderzoeken zijn in het algemeen zeer omvangrijk,
kostbaar en bovendien risicovol, omdat er geen opdrachtgever vooraf is. Pas als
het erfgenamenonderzoek is voltooid en de erfgenamen aangeschreven zijn, is een
vergoeding voor de dienstverlening in zicht, in de vorm van een met de erfgenamen
overeen te komen percentage van de waarde van het tegoed. Deze dienstverlening
wordt dan ook aangeboden op basis van no cure, no pay.
Tegenover deze vergoeding staat dan dat de erfrechtelijk
genealoog niet alleen bewijst dat de erfgenaam recht heeft op een erfdeel, maar
hem vertegenwoordigt tegenover de overheid en de claim namens hem afwikkelt,
óók als daarbij een eventuele rechtszaak komt kijken.
Privacywetgeving
Voor het verwerken van persoonsgegevens van levende
personen, dient een onderzoeker zich te conformeren aan de Wet Bescherming
Persoonsgegevens (WBP), waarop in Nederland toezicht wordt gehouden door de
Autoriteit Persoonsgegevens. Luminis Erfgenamenonderzoek is aangemeld bij de
Autoriteit Persoonsgegevens onder meldingsnummer 1545901.
Artikel 8 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) bepaalt dat
persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt indien:
- de betrokkene toestemming heeft verleend;
- dit noodzakelijk is om een wettelijke
verplichting na te komen;
- deze nodig zijn voor de uitvoering van een
overeenkomst waarbij de betrokkene partij is of voor het treffen van
precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van betrokkene;
- de gegevensverwerking noodzakelijk is ter
vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;
- het verwerken noodzakelijk is voor de goede
vervulling van een publiekrechtelijke taak of
- dit noodzakelijk is voor de behartiging van het
gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de
gegevens worden verstrekt.
Wanneer men onderzoek verricht op basis van een door de
notaris verstrekte volmacht, is er uiteraard sprake van de vervulling van een
wettelijke verplichting, die bestaat in de aan de notaris opgelegde taak om
erfgenamen vast te stellen, zoals het geval is bij de vervaardiging van een
verklaring van erfrecht. Bij het opsporen van rechthebbenden van onder meer
ongeclaimde nalatenschappen, wordt in beginsel gehandeld in het belang van de
betrokkene.
Artikelen 33 - 35 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens
(WBP) schrijven voor dat de onderzoeker de betrokkene moet informeren over de
verwerking van de persoonsgegevens en wanneer en onder welke omstandigheden dit
moet gebeuren of juist kan uitblijven.
Recherchevergunning
Daarnaast is voor het verrichten van recherchewerkzaamheden
door de instandhouding van een recherchebureau, hetgeen opsporing van personen in feite is, op grond van de artikel
2 lid 1 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus
(WPBR) een vergunning nodig van de Minister van Veiligheid en Justitie. Aan het kantoor van ondergetekende, Luminis
Erfgenamenonderzoek, werd op 31 oktober 2013 een recherchevergunning verstrekt:
POB 1403.
Dit geeft echter geen toegang tot bronnen zoals de Basisregistratie Personen
(BRP), opvolger van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Ten gevolge
daarvan zal de erfrechtelijk genealoog, zeker wanneer de werkzaamheden niet in
opdracht van een notaris worden verricht, creatief moeten zijn ter verkrijging
van persoonsgegevens. Openbare bronnen zoals het Kadaster en enkele gesloten
bronnen, die hier niet nader worden gespecificeerd, kunnen daarbij behulpzaam
zijn.
Voorbeelden uit de
praktijk
I. De zaak van de
Portugese geest
In de Nederlandse consignatiekas bevond zich in 2015 een
tegoed van ongeveer € 20.000,00 dat toekwam aan de erfgenamen van een in
Portugal geboren mevrouw die niet bij testament over haar nalatenschap had
beschikt, ongehuwd en geen geregistreerd partner was en voorzover bekend ook
geen afstammelingen had.
Uiteraard is met een uittreksel uit de overlijdensakte bij
het Centraal Testamentenregister geïnformeerd naar al dan niet bestaan van een
uiterste wilsbeschikking en is de persoonslijst van mevrouw opgevraagd, waaruit
geen huwelijk, geregistreerd partnerschap of afstammelingen bleken. De
oudergegevens waren bekend, zodat ik in samenwerking met een Portugese collega
het erfgenamenonderzoek in Portugal heb opgestart.
In eerste instantie op zoek naar ouders, broers en zussen op
grond van artikel 4:10 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek, kwamen we
erachter dat mevrouw nog gehuwd bleek te zijn in Portugal en bovendien moeder
van een dochter was. De partner in Nederland was hier in het geheel niet van op
de hoogte.
Mijn Portugese collega heeft hierop telefonisch contact
gezocht met de echtgenoot van erflaatster en kreeg tot zijn verbazing…. mevrouw
zélf aan de lijn. Hoe kan dit nu, zult u zich afvragen? Welnu, er bleek sprake
te zijn van identiteitsfraude. De in Nederland overleden Portugese mevrouw had
zo’n tien jaren daarvoor de identiteit van deze betreffende mevrouw aangenomen
en was nadien naar Nederland vertrokken.
Zij was bovendien in staat gebleken in Portugal aangifte van
geboorte te doen van een non-existent kind, met de kennelijke bedoeling om zich
met toeslagen te bevoordelen. Aangekomen in Nederland, is zij onder de door
haar aangenomen valse naam, gaan werken (er is ook gewoon een Burger Service
Nummer (BSN) uitgegeven) en samenwonen met een Nederlandse man. Ons onderzoek
heeft weliswaar voor ons noch voor eventuele erfgenamen iets opgeleverd, maar
wel aan het licht gebracht dat deze mevrouw niet was wie zij leek te zijn. Het
geld zal nooit worden uitgekeerd en dus na 20 jaar vervallen aan de Staat der
Nederlanden en aangezien zij gecremeerd is, zullen we er ook nooit achter komen
wie zij werkelijk was, maar een interessante casus was het zeer zeker. U kunt
zich overigens de emoties van haar Nederlandse partner voorstellen.
II. Commoriënten in
een Joodse zaak
Ten aanzien van een oorlogstegoed uit de Tweede Wereldoorlog
bestond in 2015 een aanspraak door de nog in levende zijnde verwanten van een
in Sobibor omgebracht Joods gezin. Erflater in kwestie was onder huwelijkse
voorwaarden
getrouwd, waarbij er een gemeenschap van inboedelgoederen bestond zodat het
object waarom het gaat tot de gemeenschap gerekend moest worden en derhalve
voor de helft in eigendom toebehoorde aan echtgenote.
Het echtpaar, bestaande uit man en vrouw en twee kinderen,
is op dezelfde datum omgebracht in Sobibor, waarbij aangetekend moet worden dat
van de vernietigingshandelingen in dit concentratiekamp geen administratie werd
bijgehouden, zodat een exact tijdstip niet kan worden bepaald. Erflater had een
testament, dat evenwel alleen voorzag in de situatie waarin hij vóór zijn echtgenote
zou komen te overlijden, zodat het onder de gegeven omstandigheden, afhankelijk
van wie er als eerste was overleden, mogelijk geen effect sorteerde.
Op grond van het vigerende versterferfrecht van 1943 zouden,
indien dit het geval was, de echtgenote en kinderen erfgenamen zijn voor
gelijke delen. Indien vaststaat dat erflater en erfgenamen gelijktijdig zijn
overleden, speelt de commoriëntenregel van artikel 4:2 lid 1 van het Burgerlijk
Wetboek, die bepaalt dat gelijktijdig overleden personen niet van elkaar erven.
Datzelfde artikel voorziet tevens in de situatie die hier speelt, namelijk dat
het exacte tijdstip van overlijden niet kan worden bepaald, zodat personen in
kwestie geacht worden gelijktijdig te zijn overleden.
Dit brengt ons bij beide helften van de nalatenschap,
enerzijds toebehorende aan de man, anderzijds aan de vrouw, bij de tweede
parentele onder het oude erfrecht van vóór 2003: de ouders en broers en zussen.
Ouders beider zijden zijn vooroverleden en plaatsvervulling vindt hier geen toepassing.
De nalatenschap van de vrouw laten we hier even voor wat het is. Aan de zijde
van de man is een vooroverleden broer zonder afstammelingen, zodat hier kloving
als bedoeld in artikel 898 van het Oud Burgerlijk Wetboek plaatsvindt.
Door kloving gaat een kwart van de nalatenschap naar de (afstammelingen
van de) paternale grootouders en een kwart naar de (afstammelingen van de)
maternale grootouders van de man (die bij plaatsvervulling opkomen). Onderzoek
in de bevolkingsregisters van een stadsarchief, leert welke afstammelingen
beide grootouders hebben gekregen, die in casu ooms en tantes zijn van de
mannelijke erflater. Vanuit dat vertrekpunt werken we terug naar het heden, om
de nog in leven zijnde verwanten te lokaliseren en contacteren. Doordat dit een
Joodse nalatenschap is, de Shoah
in ogenschouw nemende, komt het veel voor in de stamboom dat erfgenamen
gelijktijdig zijn overleden. Is men vooroverleden, dan speelt uiteraard
plaatsvervulling en bij naoverlijden onderzoeken we wederom eerst of er een
testament is en anders passen we het vigerende versterferfrecht toe.
Zo wordt uiteindelijk vastgesteld, aan de hand van extracten
uit het bevolkingsregister van vóór 1920, de gezinskaarten die sindsdien golden
tot 1939 en de persoonskaarten vanaf 1939 wie de wettelijke en soms ook
testamentaire erfgenamen zijn. In Joodse zaken leidt het onderzoek niet zelden
naar het buitenland, de Verenigde Staten of Canada bijvoorbeeld. Dit heeft er
alles mee te maken dat de Joden die de oorlog hadden overleefd, veelal wilden
emigreren, niet in de laatste plaats in verband met het nog immer in Nederland
bestaande antisemitisme, in weerwil van de nederlaag van de bezetter.
Er wordt per brief contact opgenomen met de erfgenamen,
waarin één en ander wordt uiteengezet. Deze brief gaat vergezeld van een kopie
van (het relevante deel van) de stamboom, een volmacht op basis waarvan namens
de erfgenamen kan worden geacteerd en een afwikkelingsovereenkomst ter zake van
de vergoeding van de erfrechtelijk genealoog voor zijn werkzaamheden, bestaande
uit een percentage van de waarde van het tegoed, op basis van no cure, no pay.
III. Veldonderzoek in
Guyana
Benaderd door een Nederlandse notaris in een Nederlandse
nalatenschap waarin een bij leven van de erflater nog in Nederland woonachtige
vrouw tot legataris was benoemd, was het noodzakelijk om onderzoek te
verrichten in Guyana. Daarbij wordt aangetekend dat mevrouw geen vaste woon- of
verblijfplaats had en zich veelvuldig verplaatste binnen verschillende landen.
U kunt zich voorstellen dat administratief onderzoek hier
niet volstaat, maar dat naast het in het buitenland te verrichten noodzakelijke
archiefonderzoek, veldonderzoek aan de orde was.
In samenwerking met mijn Guyaanse collega – die uiteindelijk in de taxi is gestapt en naar één van de bekend geworden
adressen aldaar is gereden – hebben we familie van mevrouw gevonden ter
plaatse. Al met al duurde het niet lang of we hadden telefonisch contact met
legataris, zodat ook dit dossier succesvol kon worden afgerond. Bij het verdere
verloop hebben wij een ondersteunende rol gespeeld; met name bij het aanleveren
van gelegaliseerde en geapostilleerde stukken.
IV. Het
administratief ondergeschoven zoontje
Tot dusver uitsluitend gesproken hebbende over zaken die hun
oorsprong in Nederland vinden, komt het natuurlijk ook voor dat buitenlandse
notarissen opdrachten verstrekken. Ik noem hier een zaak behandeld in opdracht
van een Australische notaris.
In Australië overlijdt in 2016 iemand van wie de achternaam
en zijn Engels-geworden voornamen bekend zijn, naast zijn geboortedatum. Let
wel, een plaats van geboorte is niet bekend en welke voornamen hij in Nederland
had is giswerk.
Waar begint men met
zo’n onderzoek?
Met een volmacht van de notaris begint men bij het
vestigingsregister in Den Haag, waar de persoonskaarten van mensen die tussen
1940 en 1994 zijn geëmigreerd, worden bewaard. Cru genoeg worden daar overigens
ook de persoonskaart van de naar Auschwitz en Sobibor ‘geëmigreerde’, vaak
Joodse mensen, bewaard. De aangeleverde gegevens bleken te summier om iets te
kunnen terugvinden in het vestigingsregister. Aangezien meneer na 1939 was
geboren had ook het doorlopen van de gezinskaarten van de grote steden zoals
Amsterdam, Den Haag en Rotterdam geen nut. We zitten dus muurvast, maar geven
niet op.
In maart 2006 is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken
een bestand van 51.525 registratiekaarten
van naar Australië geëmigreerde Nederlanders, afkomstig uit de archieven van de
consulaire posten in Austalië, overgedragen aan het Nationaal Archief. Deze
kaarten zijn opgemaakt tussen 1946 en 1991 en hebben naast een feitelijk, ook
vaak een beschrijvend karakter. Met name de consulaten van Sydney, Melbourne en
Brisbane hebben aan dit archief bijgedragen.
Omdat dit archief goeddeels informatie bevat over (mogelijk)
nog in leven zijnde personen, is het beperkt openbaar, hetgeen zoveel inhoudt
als dat men het mag inzien, maar niet kopiëren. Uitzondering op de regel is
wanneer de informatie wordt opgevraagd in het kader van een juridische
procedure, zoals erfgenamenonderzoek in opdracht van een notaris. Op die basis
konden kopieën uit het archief worden verkregen.
Onderzoek in dit archief, waarbij alle kaarten van mensen
met dezelfde achternaam, geëmigreerd naar de arrondissementen van de
deelnemende consulaten werden bestudeerd, leverde bijzondere informatie op. Op
één der registratiekaarten stond een anekdote over een Nederlandse zoon die
ruzie had gemaakt met iemand in een bar, waarna er een handgemeen met die
persoon ontstond. ‘He forgot he had a glass of whiskey in his hand’, schreef de
archiefvormer met betrekking tot een kennelijke uitlating van de zoon. Het
leverde een fikse geldboete op en kennelijk ook een aantekening bij het
consulaat. Deze annotatie stond op de registratiekaart van zijn vermeende
vader, met een aantekening in potlood erbij dat dit een kind van zijn broer
betrof, en niet van de kaarthouder zelf. Bovendien leek de leeftijd (geen
geboortedatum vermeld, maar wel de leeftijd) overeen te komen met die van de
gezochte persoon op dat moment in zijn leven, zodat we dachten iets op het
spoor te zijn. Doordat de geboortedatum van de broer erbij geschreven was,
hadden we ook een concreet aanknopingspunt.
Gewapend met deze nieuwe informatie, meldden wij ons opnieuw
bij voormeld vestigingsregister in Den Haag, om de persoonskaart van de vader
op te vragen. Op de achterzijde bleek een zoon te staan vermeld, wiens
Nederlandse voornamen prima geconverteerd konden worden naar de Engelstalige
tegenhangers en wiens geboortedatum één dag afweek van de ons bekende, hetgeen
overigens bij dergelijke kwesties niet zo uitzonderlijk is.
We hadden de juiste persoon gevonden en nu waren ook de
zussen van erflater ons bekend, die eveneens in Australië bleken te wonen.
Erflater was zogezegd, het administratief ondergeschoven kindje, door de kieren
der administratie geglipt. Zaak succesvol afgerond.
De persoonlijke noot
Klaas Zondervan is erfrechtelijk genealoog en staat als
jurist ingeschreven in het register van de Nederlandse
Vereniging van Rechtskundige Adviseurs (NVRA), opgericht in 1928. Daarnaast
is hij lid van de Association of
Professional Genealogists (APG) en voorzitter van vereniging MeesterExecuteurs, een commercieel
samenwerkingsverband tussen zelfstandig werkende executeurs met een heterogene
achtergrond. Zijn dienstverlening ziet op Executele, Vereffening,
(Testamentaire) Bewindvoering en natuurlijk op Internationaal
Erfgenamenonderzoek.
Dit laatste onder de handelsnaam Luminis Erfgenamenonderzoek of
Erfgenamenonderzoek.nl. Andere handelsnamen zijn Zondervan Legal en Luminis
Executeurs. Bij benoemingen in testamenten wordt Stichting Luminis
Nalatenschapsafwikkeling opgenomen. Naast deze stichting bestaat er nog een
stichting ter bescherming van vreemd vermogen.
Kijkt u voor meer informatie op het portaal www.helderverlicht.nl,
van waaruit u kunt doorklikken naar drie websites, waarop de verschillende
dienstverlening wordt samengevat. Hiernaast houdt Klaas Zondervan een blog bij;
ook naar dit blog staat op laatstgemelde website een link.
Luminis werpt Licht
op uw zaak
Graag werpen wij een eerste vrijblijvende en kosteloze blik
op uw probleemdossiers. Heeft u direct al een zaak waarin u onderzoek door ons
wilt laten verrichten? Wij zijn u graag van dienst en u ontvangt van ons een
offerte op maat.
Bent u enthousiast geworden over het onderwerp van
erfrechtelijke genealogie? Graag geven wij een presentatie over het onderwerp
bij u op kantoor, waarin we verschillende andere casussen de revue kunnen laten
passeren en direct uw eventuele vragen kunnen beantwoorden.